Evolueren

 

Evolutie is het geleidelijk veranderen van soorten. Hierdoor ontstaan er meer verschillende soorten. Dit doen organismen niet zelf, ze kunnen niet kiezen om te evolueren.

Je ziet er niet precies hetzelfde uit als je moeder of vader. En zij zien er niet precies uit als hun ouders. Dit komt omdat we allemaal de helft van het genetisch materiaal(het ingrediëntenlijstje van een organisme) van onze vader krijgen en de andere helft van onze moeder. Sommige delen van dat materiaal zien we terug in onszelf en sommige delen niet. Met het genetisch materiaal krijgen we kortom eigenschappen mee. Wij kunnen met onze handen dingen vastpakken, met onze ogen kijken en met onze tongen proeven.Alle organismen op aarde hebben hun eigen eigenschappen. Sommige eigenschappen delen ze met soortgenoten of met andere soorten. Andere eigenschappen niet.

In de natuur om ons heen zijn vele bewijzen van evolutie te vinden; homologe organen zijn organen met hetzelfde bouwplan waarvan de oorspronkelijk functie door veranderende omstandigheden in de loop van de evolutie zijn aangepast. Een bekend voorbeeld is dat van de voorpoten bij zoogdieren die alle hetzelfde bouwplan hebben, maar samenhangend met hun tegenwoordige functies duidelijk van elkaar verschillen. Nog een voorbeeld van evolutie is de menselijke hand, met exact dezelfde positionering van botten als onder andere in de graafklauw van de mol en de vleugel van de vleermuis. Anatomische overeenkomsten worden gezien als bewijs dat twee soorten een gezamenlijke voorouder hebben.