Bacteriën
Bacteriën zijn echt overal om ons heen. Bacteriën zijn de vuilnismannen van de natuur. In de natuur ruimen de bacteriën, samen met de schimmels, alle dode organismen op. Zonder bacteriën zouden dode planten en dieren voor altijd op de grond blijven liggen.
Bacteriën zijn ééncellige levende organismen zonder celkern en met een celwand. Bacteriën kunnen voor de mens nuttig zijn, omdat ze voedsel en medicijnen voor de mensen kunnen maken, maar vele bacteriën noemen we schadelijk omdat ze mensen en dieren ziek kunnen maken en het voedsel van de mens doen bederven. Voedsel bestaat voornamelijk uit dode organismen.
Bacteriën zijn eencellige micro-organismen die je met het blote oog niet ziet. Micro-organismen zijn zo klein dat je ze alleen onder een microscoop kunt zien. bacterie is tussen 1/1000 millimeter en 1/100 millimeter groot.
Bacteriën zijn dus eencellige micro organismen. Ze bevatten geen vaste kern. Het DNA (erfelijk materiaal) ligt dus “open en bloot” in de cel. In tegenstelling tot virussen, kunnen bacteriën zich vermenigvuldigen door deling. Sommige bacteriën kunnen van gedaante veranderen. In de vorm van sporen doorstaan ze decennia lang de meest ongunstige omstandigheden.
Niet alle bacteriën zien er hetzelfde uit: zo heb je kokken, dit is een naam voor bolvormige cellen die alleen voorkomen en in groepsverband. Cilindervormige bacteriën (bacillen), de naam zegt het eigenlijk al; bacteriën cellen met een cilindervorm. En als laatste heb je dan nog de kegelvorm: dit zijn gebogen staafjes die spiraalvormig of schroefvorming gekromd kunnen zijn.
Sommige bacteriën heb je nodig, voor bijvoorbeeld de spijsvertering. Er bestaan ook bacteriën die ziekte veroorzaken. In eten kunnen goede bacteriën, maar ook ziekmakende bacteriën voorkomen. Ziekmakende bacteriën kunnen een voedselinfectie veroorzaken. De meeste voedselinfecties komen door het eten van dierlijke producten, zoals vlees, vis, ei en zuivel. Vooral als je deze rauw eet. Maar ook op andere producten zoals groente en fruit kunnen bacteriën zitten.
In eten kunnen goede bacteriën en ziekmakende bacteriën zitten. Ziekmakende bacteriën in eten zie, ruik of proef je niet.
De meest bekende ziekmakende bacteriën in eten zijn:

Salmonella
Campylobacter
Listeria monocytogenes
Bacillus cereus
Clostridium botulinum
Clostridium perfringens
Staphylococcus aureus
Er zijn ook nuttige bacteriën. In de natuur bijvoorbeeld, bacteriën zorgen ervoor dat dode planten en dieren afgebroken worden. Maar ook bij de bereiding van voedsel worden bacteriën gebruikt. Bacteriën zitten onder andere in yoghurt en zuurkool. Gist is een schimmel die in bier, wijn en brood in
Planten kunnen ook ziek worden, dit noemt men plantenziekten. Zo heb je de plantenziekte bruinrot die voorkomt in aardappelen, bacterievuur in peren, agrobacterium in bramen en bloedingsziekte in paardenkastanjes.
Bruinrot bij aardappels wordt veroorzaakt door de bacterie Ralstonia solanacearum. De soort als geheel kan honderden plantensoorten aantasten. Bruinrot is in Nederland een quarantaine-ziekte. Dit houdt in dat er, wanneer de ziekte aangetroffen wordt, direct maatregelen moeten worden genomen om verdere besmetting tegen te gaan. Om de ziekte te voorkomen worden alle partijen pootgoed gecontroleerd door de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit.

RLP-receptoren zitten aan de buitenkant van plantencellen en spelen een belangrijke rol in het afweersysteem van planten. RLP-receptoren kunnen met bepaalde andere eiwitten aan de buitenkant van de plantencellen samenwerken om de plant te kunnen waarschuwen voor bijvoorbeeld een aanval van een schimmel.
Schimmels
Schimmels en gisten zijn fungi. Dit zijn eukaryote micro-organismen (in het bezit van een celkern, mitochondriën en een endoplasmatisch reticulum), waardoor ze zich onderscheiden van de bacteriën. Van planten verschillen ze door de afwezigheid van bladgroen, hierdoor is ook hun voedingswijze anders. Ze zijn (net als dieren) heterotroof, dat wil zeggen dat ze hun organische bouwstenen voor de celopbouw (groei) nodig hebben en die dus van andere (afgestorven) organismen moeten betrekken.
Zij onderscheiden van de dieren door de aanwezigheid van een celwand (bestaande uit chitine).
Terwijl dieren hun voedsel eerst opzoeken en dan eten en daarna inwendig verteren, is dit bij schimmels andersom. Ze leven in en op hun voedsel. Als organische moleculen voor schimmels te groot zijn om op te nemen, scheiden ze spijsverteringsenzymen af die de moleculen afbreken in kleinere eenheden die wel op te nemen zijn.
Penicilline en ander antibiotica
Het bekendste voorbeeld van een nuttige schimmel is de penseelschimmel Penicillium chrysogenum, die op kwastvormige vertakkingen rijen sporen vormt, aanleiding om de schimmel Penicillium te noemen.
Het antibioticum dat deze schimmel vormt is naar deze schimmel genoemd.
Het is een zeer groot geslacht, allemaal kwastjes maar dan net weer even anders van uiterlijk.

Virussen
Een virus is een zeer klein organisme (kleiner dan een bacterie) dat zich niet zelfstandig kan voortplanten. Het wordt verspreid via de lucht, via voedsel of aanraking. Om zich te vermeerderen heeft het een levende gastheer nodig: lichaamscellen van mensen en dieren. Virussen nestelen zich het eerst in onze slijmvliezen, waar de luchtwegen en het maagdarmstelsel vrijwel geheel mee zijn bekleed. Het virus maakt misbruik van de mogelijkheid van lichaamscellen om zichzelf te kopiëren. Binnen een dag is een virus gemakkelijk in staat om miljoenen kopieën van zichzelf te maken. Als je bijvoorbeeld besmet bent met een verkoudheidsvirus, ben je meestal binnen twee dagen verkouden.
Tegen virussen bestaan geen geneesmiddelen. Het belangrijkste wapen is je weerstand. Een goede weerstand kan veel ziekteverwekkers de baas. En als je toch ziek wordt, zorgt een goede weerstand ervoor dat je (snel) weer beter wordt. De weerstand van het lichaam tegen een virus kan verhoogd worden door vóór een besmetting een onschadelijk gemaakt virus in te spuiten. Op die manier wordt het afweersysteem geprikkeld om alvast een goede verdediging paraat te hebben. Als je vervolgens dat virus zou oplopen, maakt het aanzienlijk minder kans op succes. Op dit principe is de griepprik gebaseerd.
Virussen kunnen zich alleen voortplanten door hun erfelijk materiaal in de celkern van een gastheer te brengen. Omdat wij geen enkele cel bezitten die waardeloos werk voor ons doet gaat de vermenigvuldiging van een virus per definitie ten koste van ons en nooit in ons voordeel.
Maak jouw eigen website met JouwWeb