Torso

 

Je torso, ook wel de romp genoemd, is je lichaam zonder armen, benen, hoofd en nek. In je torso zitten vele verschillende organen die samen jouw lichaam in balans houden. 

Op de foto hiernaast zie je 18 belangrijke organen in je torso;

 

halsader, halsslagader,

In de hals liggen vier halsslagaders: twee grote halsslagaders langs het
strottenhoofd en twee kleinere halsslagaders meer achter in de hals gelegen, langs de wervelkolom. De vier halsslagaders zorgen voor voldoende bloedtoevoer naar de hersenen. Bij uitval van een of zelfs meerdere van de vier halsslagaders kunnen de overgebleven halsslagaders de bloedtoevoer naar de hersenen blijven garanderen.
De twee grote halsslagaders komen vlak boven het
hart uit de grote lichaamsslagader (aorta). Ze voorzien
het gezicht en de hersenen van zuurstofrijk bloed.
Vooral in deze halsslagaders komen bij veel mensen
vernauwingen voor

 

bovenste holle ader, onderste holle ader,

De holle aders zijn de grootste aders van het lichaam. Hierin stroomt het bloed vanuit het hele lichaam samen voordat het verder het hart in stroomt. Het bloed vanuit het bovenste deel van het lichaam - hoofd en armen - stroomt terug (naar het hart) via de bovenste holle ader, het bloed vanuit het onderste deel van het lichaam - borst, buik, benen - stroomt via de onderste holle ader terug naar het hart.

De twee holle aders monden afzonderlijk in de rechteratrium uit.

 

lever,

Je lever is een belangrijk orgaan. Zonder kun je niet leven. Zo heeft je lever de volgende belangrijke functies:

  • Vorming van gal. De lever vormt gal, wat wordt opgeslagen in de galblaas. Als je vet eet, dan trekt je galblaas samen om zo de gal in je dunne darm los te laten. De galvloeistof zorgt in de dunne darm voor een goede afbraak van de vetten.

  • Koolhydraatstofwisseling. In het voedsel dat je eet, zitten onder andere suikers. Deze suikers zijn niet allemaal direct nodig. De suikers worden daarom naar je lever getransporteerd waar het overschot opgeslagen wordt als glycogeen. Glycogeen kan tijdens inspanning (bijvoorbeeld tijdens sporten) weer omgezet worden naar suikers.

  • Eiwitstofwisseling. Bij de vertering van je voedsel ontstaan aminozuren. Deze aminozuren worden uit je darm in de bloedvaten opgenomen en getransporteerd naar de lever. De lever kan van deze aminozuren nieuwe eiwitten maken. Deze eiwitten kunnen vervolgens weer door je lichaam gebruikt worden.

  • Vetstofwisseling. Bij de vertering van je voedsel komen naast aminozuren ook vetzuren vrij. Je kunt verzadigde of onverzadigde vetzuren hebben. De onverzadigde vetzuren kunnen weer gebruikt worden in je stofwisseling of als brandstof. Je lever kan verzadigde vetzuren omzetten naar onverzadigde vetzuren.

  • Ontgiften en reinigen. In je dagelijkse leven kunnen veel schadelijke stoffen in je lichaam terecht komen. Niet alleen door alcohol drinken, maar ook door het gebruik van medicijnen. Je lever kan deze schadelijke stoffen onschadelijk maken en vervolgens afvoeren via de galvloeistof of urine.

  • Opslag. Behalve glycogeen (zie koolhydraatstofwisseling) kunnen ook andere stoffen (tijdelijk) opgeslagen worden in je lever. De lever laat ze vervolgens los als je lichaam ze nodig heeft. Bijvoorbeeld; vetten, minozuren, vitamines en mineralen.

 

poortader,

Een poortader is een ader die zuurstofarm bloed van een orgaan naar een ander orgaan (niet het hart) transporteert. Mensen (en de meeste zoogdieren) hebben twee poortaders; de leverpoortader vervoert zuurstofarm, voedingsstofrijk bloed van de darmen, maag en milt naar de lever.

 

nier,

De nieren zijn een zeer bijzonder en belangrijk orgaan. Elke dag helpen ze het lichaam om nuttige stoffen aan te maken en om afvalstoffen te verwijderen. De nieren hebben 3 functies: 

  • Afvalstoffen uit het bloed verwijderen. In het bloed zitten allerlei stoffen die nodig zijn om het lichaam goed te laten functioneren. Zo transporteert het zuurstof naar de cellen. In het bloed zitten ook afvalstoffen, bijvoorbeeld van de spieren. Die afvalstoffen zijn schadelijk voor het lichaam en moeten worden opgeruimd. Dat is het werk van de nieren.

 

  • Vocht- en zoutbalans regelen. Het lichaam bestaat voor tweederde deel uit water. Het lichaam kan alleen goed werken als de hoeveelheid vocht zo veel mogelijk gelijk blijft. De nieren zorgen daarvoor. Na veel drinken produceren ze extra urine en bij veel zweten minder. De nieren zorgen er ook voor dat het zoutgehalte van het bloed binnen bepaalde grenzen blijft.

 

  • Hormonen aanmaken. Een hormoon is een signaalstofje dat in een orgaan wordt aangemaakt. Het stroomt via het bloed naar andere delen van het lichaam en zet de cellen waar het voor bedoeld is, aan het werk. De nieren maken: renine, een hormoon dat een rol speelt bij het regelen van de bloeddruk. Erytropoëtine (epo), stimuleert de aanmaak van rode bloedlichaampjes (erytrocyten). Ook zorgen de nieren ervoor dat het prehormoon vitamine D3 omgezet wordt in actief vitamine D. Die zorgt ervoor dat het lichaam kalk in de botten kan opnemen.

 

 

dunne darm,

De dunne darm is ongeveer 5 meter lang en bestaat uit 3 delen; de twaalfvingerige darm (duodenum), het jejunum (de nuchtere darm) en het ileum (de kronkeldarm).

  • De twaalfvingerige darm
    De twaalfvingerige darm (duodenum) maakt deel uit van ons spijsverteringsstelsel en is het eerste stuk darm dat direct na de maag komt. Tussen de maag en de twaalfvingerige darm zit een kringspier die de doorgang van het voedsel vanuit de maag naar de darmen regelt. De twaalfvingerige darm is ongeveer 25 cm lang, wat vroeger gelijk stond aan de dikte van twaalf vingers. Vandaar de naam.
    De afvoerkanalen van de alvleesklier en de galblaas komen allebei uit in de twaalfvingerige darm.

  • Het jejunum en het ileum
    De twaalfvingerige darm gaat over in het jejunum. Het jejunum is zo’n 2 meter lang. Het jejunum gaat zonder duidelijke overgang over in het ileum. Het ileum is zo’n 3 meter lang en ligt ook sterk gekronkeld in de buikholte.

 

Functie van de dunne darm

Het voedsel komt vanuit de maag in kleine porties terecht in de dunne darm. Daar vindt vervolgens het grootste deel van de vertering van het voedsel plaats; de spijsvertering.

 

long,

De longen zijn vitale organen: zonder longen gaan we dood. De belangrijkste functie van de longen is de gasuitwisseling tussen de buitenlucht en het bloed. In de longen wordt zuurstofarm bloed voorzien van meer zuurstof (O2) en wordt koolstofdioxide (CO2) afgegeven. Bij het uitademen wordt op die manier de afvalstof CO2 uit het lichaam verwijderd. De hoeveelheid CO2 die wordt afgescheiden heeft een invloed op de pH of het zuurtegehalte van het bloed. Op die manier helpen de longen dan ook de pH te regelen.

Naast de ademhaling hebben de longen ook nog een functie in het renine-angiotensine systeem, een hormonaal systeem dat instaat voor onder meer de bloeddruk en de waterhuishouding in het lichaam.

 

hart,

Het hart is het begin van het transport van belangrijke stoffen. Het hart zorgt dat bloed door je lichaam wordt rondgepompt. In dat bloed zitten allerlei stoffen die op bepaalde plaatsen in het lichaam nodig zijn: zuurstof in de longen, bouwstoffen in je darmen. Met het bloed worden stoffen die het lichaam niet nodig heeft, ook weer afgevoerd.

 

maag,

Je maag is onderdeel van het spijsverteringsstelsel en heeft twee verschillende functies. Namelijk een functie in de vertering van je voedsel, maar ook in de afweer tegen micro-organismen. De maag maakt je voedsel fijner door het te kneden en er wordt ook een begin gemaakt in de vertering van eiwitten en vetten. Daarnaast doodt het bacteriën die met het voedsel mee je lichaam in komen.

 

aorta,

De aorta speelt een belangrijke rol in de bloedsomloop. Het zorgt ervoor dat zuurstofrijk bloed vanuit het hart naar alle slagaders in de rest van het lichaam terechtkomt. Het onderdeel van onze bloedsomloop waarmee bloed vanuit het hart naar zo’n beetje alle delen van het lichaam wordt geleid wordt ook wel de ‘grote lichaamscirculatie’ genoemd. De grote lichaamscirculatie wordt vanuit het linker deel van het hart van zuurstofrijk bloed voorzien. Het ander deel van de bloedsomloop wordt de ‘longcirculatie’ genoemd. De longcirculatie wordt vanuit het rechter deel van het hart voorzien met zuurstofarm bloed.

 

milt,

De milt is een belangrijk orgaan waarvan we de functies als volgt kunnen samenvatten:

  • Fagocytose: het onschadelijk maken of opruimen van ziektekiemen.

  • Vorming van lymfocyten (witte bloedcellen).

  • Afbraak van rode bloedcellen, waarbij ijzer en bilirubine ontstaan. De afvalstof bilirubine wordt via het bloed naar de lever getransporteerd om vervolgens met de gal te worden afgevoerd naar de dunne darm. IJzer wordt opgeslagen en opnieuw gebruikt voor de productie van hemoglobine.

  • Bloedreservoir: bij flinke lichamelijke inspanning kan de milt zich als een spons samenknijpen en daarmee extra bloed in de omloop brengen. Dit samenknijpen zorgt mogelijk voor de bekende steek in de zij tijdens lichamelijk inspanning, bijvoorbeeld hardlopen.

  • Productie van rode bloedcellen voor de geboorte, voor de periode dat er botten gevormd zijn.

 

dikke darm,

Wanneer de voedselresten in de dikke darm aankomen zijn de voedingstoffen er al uitgehaald door de dunne darm. Er zit nog wel veel vocht in de voedselbrij. De functie van je dikke darm is het onttrekken van vocht aan de ontlasting. Ook de dikke darm stuwt de voedselbrij, we spreken inmiddels van ontlasting, voort middels peristaltische bewegingen. Deze bewegingen worden versterkt door eten. Daarom is het eten van een ontbijt zo belangrijk. Door ’s ochtends wat te eten wordt de dikke darm in beweging gezet en de spijsvertering geactiveerd.